Voor spreekbeurten over de ramp van 1666

Zit je op de lagere school? Hou je een spreekbeurt over De ramp van 1666? Dan is deze pagina iets voor jou!

Het vertelt je nog meer over 1666. Onder "oude prenten" vind je nog meer plaatjes. Veel succes!

 

 

De zeventiende eeuw (1600-1700) was voor Nederland een Gouden Eeuw. Dat was 350 jaar geleden.

Wij verkochten veel producten en werden daar heel rijk van. Nederlanders waren handelaren.

De Noordzee zat vol haring en dat brachten we naar het Oosten, bijvoorbeeld naar Rusland.

Daar kochten we graan om brood of bier van te maken, hout voor schepen of ijzer voor kanonnen.

Schepen vol kostbare handelswaar kwamen in de haven van Amsterdam aan. We maakten dikke winst.



De Engelsen waren jaloers.

Zij wilden ook ook handel drijven en machtig worden, maar de Nederlandse schepen zaten hen in de weg.

Daarom hebben Nederland en Engeland jarenlang oorlog tegen elkaar gevoerd.

Soms wonnen de Nederlanders (bijvoorbeeld de Vierdaagse Zeeslag van juni 1666).

Soms wonnen de Engelsen (bijvoorbeeld een paar weken later tijdens de Tweedaagse Zeeslag van begin augustus 1666).



Op 19 augustus 1666 lag de oorlogsvloot van admiraal de Ruyter in de havens van Zeeland. Ze  waren hun boten aan het repareren.

Toen voeren de Engelsen naar Vlieland. Ze wilden het eiland vernietigen!



Waarom Vlieland? Dat was toch maar een klein eilandje?

Vlieland was misschien klein, maar heel belangrijk!

Schepen die vanuit Amsterdam vertrokken, moesten eerst via de Zuiderzee (dat heet nu IJsselmeer).

Vlieland was de laatste stopplaats voordat de schepen de zee opvoeren.

Daar moesten de kapiteins hun papieren laten nakijken en allerlei belastingen betalen.

Het was ook de laatste plek om vers water in te slaan.



Dus als de Engelsen Vlieland zouden vernietigen, dan zouden ze de machtige handelsstad Amsterdam een zware slag toebrengen.

Vlieland was op zich goed beschermd. Geen vijand kon zomaar de haven binnenvaren.

Wie de watergeulen niet kende, liep vast op een zandplaat.

 


Maar de Engelsen kregen hulp van een Nederlander: Laurens van Heemskerk.

Laurens was kwaad op Nederland en wilde wraak.

Hij was met zijn oorlogsboot stiekem weggevlucht tijdens een zeeslag. Daarom had Michiel de Ruyter hem ontslagen.

Laurens van Heemskerk loodste de schepen van de Engelsen door de wateren rondom Vlieland.

Toen kon de vijand alle schepen die achter de wal van het eiland lagen in brand steken.


 

Bijna 170 schepen lagen daar te wachten op goed weer om uit te varen.

In de tijd van vijf uur werden ruim 150 koopvaardijschepen in de as gelegd.

Slechts een stuk of vijftien schepen hadden aan de ramp weten te ontkomen door snel weg te varen.


 

Eén schip kost al heel veel geld. En in de buiken van de boten zat heel veel handelswaar. Alles was verbrand.

Nederland leed hierdoor honderd miljoen gulden schade!

(De mensen betaalden toen met guldens in plaats van met euro's, maar het was echt heel veel geld).

 


Toch was het de Engelsen nog niet genoeg. Zij wilden nog steeds Vlieland kapot maken.

Ze kwamen met ontelbaar veel sloepen (roeibootjes) en kitsen (scheepjes met twee zeilen) en dreigden Vlieland aan te vallen.

Maar toen ze onderweg waren ging het opeens keihard regenen.

Alle lonten en buskruit van de Engelsen werden nat. Ze konden er niet meer mee schieten.

Toen vertrokken de Engelse soldaten in hun kleine bootjes weer naar de grote schepen die even verderop lagen om er te eten en te overnachten.

 

 

De volgende dag was het kruit weer droog. Maar op Vlieland stond inmiddels een kanon!

Omdat ze Vlieland niet konden krijgen, vielen de Engelsen het eiland naast Vlieland aan: Terschelling.

Ze branden het hele dorp West-Terschelling plat.

Van de driehonderd huizen waren er na de brand nog maar een paar over.

De kerk en de vuurtoren Brandaris waren niet verbrand.

 


Er waren een paar mensen gedood: de vuurstoker van West-Terschelling en een paar zieke bejaarde mensen. 

De anderen konden gelukkig op tijd vluchten, maar ze hadden geen huizen meer om in te wonen.

Toen pas gingen de Engelsen weg.

In heel Nederland ging men geld en spullen inzamelen voor de mensen in het dorp die niks meer hadden.

 

 

Admiraal de Ruyter nam een jaar later wraak. 

In juni 1667 vertrok hij met een grote vloot naar Engeland en vernietigde op de rivier Chatham een heleboel Engelse schepen.

Door deze "Tocht naar Chatham" was admiraal de Ruyter voor de Nederlanders voortaan een held.



Nog 1 ding moet ik vertellen: drie weken na de brand op West-Terschelling woedde er een grote brand in Londen. 

De mensen dachten dat het een straf van God was.

Dat een vonkje van de brand op Terschelling over de Noordzee was gevlogen om wraak te nemen.

Dat kan natuurlijk helemaal niet. 

In een bakkerij aan de Puddinglaan midden in Londen was brand ontstaan en omdat alle huizen toen van hout waren staken ze elkaar aan. 

Londen was een grote stad. Veel groter dan het dorpje West-Terschelling.

13.000 huizen gingen verloren. Het was een grote ramp voor Engeland.

 


Gelukkig is dit allemaal lang geleden.

Inmiddels zijn Nederland en Engeland al vele eeuwen goede vrienden en buurlanden!

Maak jouw eigen website met JouwWeb